EXOTISCHE PLANTEN bij OpdeHaar tuinen |
Op deze pagina over exotische planten de volgende rubrieken:
Op deze pagina’s, informatie over en/of foto’s van onze “exotische” planten – amorphophallus konjac, arbutus, decaisnea, geranium yeoi, gunnera, melianthus, nandina, oplopanax, poncirus, tetrapanax, en wollemi pine
Alle foto’s waren in onze tuin genomen. Klik op de foto’s voor een grotere beeld en een slideshow
Wat zijn exotische planten? |

Niets zou gemakkelijker zijn dan dit onderwerp over te slaan maar, staan wij er even bij stil, dan komen er toch enkele interessante punten naar voren. Eigenlijk zijn ongeveer 90% van onze (tuin) planten exotisch wat hun oorsprong betreft – dit zeker in Engeland dankzij de ijstijden, waar zelfs de kastanjeboom een Romeinse import was om niets te zeggen over de talloze introducties in de 19de en 20ste eeuwen. Iets wat tropische oogt.
Voor ons doel is mijn definitie van een “exotische planten” iets dat “tropisch oogt” of een uitstraling van de tropen of iets ver weg heeft! Planten met grote en/of sierlijke bladeren komen voor de geest zoals gunnera, musa (sierbananen), tetrapanaxen, melianthus. Gekleurde bladeren van canna of colocasia soorten ogen best exotisch. En, tot slot, een palm zoals een trachycarpus, opuntia cacti (“prickly pear”), yucca soorten en agave brengen allemaal gedachten aan ergens ver weg in ons hoofd. Hopelijk bent U nu op mijn golflengte!
Winterhardheid |
Exotisch planten hoeven niet niet winterhard of zelfs matig winterhard te zijn maar hardheid is inderdaad iets waarmee men rekening moet houden. Onze algemeen huisregel is dat onze exoten voldoende winterhard moeten zijn om hier buiten te blijven eventueel met wat bescherming. Verder, onze interesse geldt voor planten die er mooi uitzien en niet alleen maar “een winter net overleven”. Persoonlijk vind ik niets erger dan een plant die zichtbaar staat te (over) lijden terwijl de trotse tuinder staat te pronken over een plant die eigenlijk thuis hoort in een Centraal Amerikaans regenwoud maar hier toch buiten “groeit”!
Wow factor op het eind van de zomer met exotische planten |
Een genoegen in een gevarieerde beplanting zoals bij “Op de Haar” is dat door het gehele jaar iets interessants te vinden is. Maar wanneer veel zomerbloemen er rond eind Augustus wat moe uit beginnen te zien en de frisse eerste bloemen van aster en dahlia’s voorbij zijn, heb je wel een “wow factor” nodig om de periode tot de herfstkleuren te overbruggen. Juist dan zijn veel exotische planten op hun top. Sommige laten weinig van zich zien vóór medio juni zelfs – denk aan veel gembersoorten en melianthus. Dus een combinatie van lente bloeiende bollen met iets zoals Hedychium “Tara” zou een nuttig gebruik van een ruimte zijn. Toch zijn veel van onze exotische planten in het zgn. “Tropisch Tuin” te vinden. Hier is er volop beschutting en volle zon vanaf ongeveer 10.30 ‘s ochtends. De bodem is goed doorlatend en op een zonnige winterdag is het verassend aangenaam terwijl het in de zomer zelfs bijna onaangenaam is (40°C komt vaak voor). De beplanting is in 2004 begonnen en wij zijn nog steeds bezig om een esthetisch inrichting te bereiken dat stemt ons volledig tevreden. Zelfs 5 jaren geleden waren veel planten van de koudere gebieden van Australasia en Zuid Amerika niet in Nederland “uitgeprobeerd” om niets over blijvende introducties uit landen als Nepal en China te noemen. Verder realiseren wij ons nu dat mits men voor droge condities zorgt, er veel woestijn planten zijn die verassend lage temperaturen kunnen doorstaan. Er is alleen maar één praktische manier om hun geschiktheid in de Nederlandse tuin te ontdekken – uitproberen! Dit experimentele aspect spreekt ons aan. Denk maar eens aan een fictieve tuinman uit het Victoriaanse tijdperk en wat hij zou zeggen over de weelderige beplanting van camellia en bamboe bij ons. Na 15 jaren (zonder enige winter bescherming) krijgen wij nog steeds vragen over hoe wij Fatsia japonica (vinger plant) buiten kunnen overhouden. Meest spectaculair voor veel mensen is onze Trachycarpus fortunei die heeft in mei 2006 voor het eerst gebloeid na 10 jaar.
Amorphophallus Konjac |
Arbutus |
Decaisnea |
Geranium Yeoi |
Geranium robertianum ofwel Robertskruid kennen wij allemaal als een inheemse geranium soort dat kan vrijwel overal en ineens verschijnen. Toch kwam ik het nooit bij ons in de tuinen tegen tot Joyce tijdens een wandeling op het eiland Madera een klein zaailing midden op het pad bijna plat trapte en heeft “gered” omdat zij dacht dat het Geranium maderense was – de alle grootste Robertskruid maar niet winterhard bij ons in Nederland. Eens thuis gekomen, hebben wij het toch uitgeplant en vervolgens ontdekt dat wij een “gewoon” G.robertianum hadden. Kort geleden liep ik rond bij Kwekerij De Hessenhof van Hans en Miranda Kramer vlak bij ons in Ede en zag een vak met planten dat op afstand, heel veel op G.maderense leek. Vlakbij, stond Geranium yeoi op het etiket en dat is een herbenoeming van Geranium rubescens.
Hopelijk geven de foto’s een idee van de afmetingen van Hans’s mysterieuze Geranium – dat is van een plant dat was uitgeplant als zaailing in de Lente en de in oktober gefotografeerd.
Voor meer informatie over Geranium yeoi, klik hier
Gunnera |
Melianthus major |
![]() |
Melianthus major |
Melianthus major pronkt met zijn sierlijke, getandebladeren en is lang bekend in de mildere tuinen in Engeland en Ierland. De beroemde Christopher Lloyd van Great Dixter (Engeland) heeft geschreven dat voor hem dit één van de mooiste bladplanten is. Het is een vermomde zegen dat de vorst alle bovengrondse stammen elk jaar kapot maakt omdat de mooiste bladeren op nieuwe stengels komen. Als U hierover twijfelt, kijk goed naar exemplaren in de botanische tuin van Funchal (Madera) of in zijn thuisgebied in Zuid Afrika waar enkele bladeren waaien op de uiteinden van houtige stammen een beetje zoals plantaardige veren stofdoekjes! Eigenlijk moeten ze elk voorjaar terug gesnoeid worden – je mist hierdoor de bloemen maar “so what”. Als je Melianthus goed door de winter loodst (droog en vorstvrij) is hij verder probleemloos. Dat gezegd, Melianthus major is makkelijk vanuit zaad zelf te kweken en je begint ook kleine planten in toenemende hoeveelheden bij de kwekers aan te treffen. Niet rampzalig als ze niet een winter overleven maar vanuit een goed ontwikkelde wortelstok krijgt u een veel meer sierlijke vertoning en daarom is ‘t wenselijk om planten door de winter te loodsen. Hier in midden Nederland heb ik een gemengde sukses met planten in de volle grond – ondanks alle pogingen om ze tamelijk droog en vorstvrij te houden gaan ze al te vaak deels verrotten. (Eigenlijk ergens tussen canna soorten en dahliaknollen in als ik moet ‘t kwantificeren) . Daarom ga ik nu mijn planten net boven de grond terugsnoeien zodra de eerste vorst periode is voorspelt en vervolgens de wortelstokken, opgepot in de kas bewaren tot vorstgevaar is voorbij. De wortelsysteem van zelfs een 1 X 1,5m heester heeft niet zo een omvang en daarom zijn grote potten en veel opslagruimte niet nodig . Zodoende, tegen augustus, krijgt u robuste, sierlieke planten voor midden/achter in de border mits u goed bemest en voor voldoende water zorgt.
Nandina domestica |
Oplopanax horridus (“Club van de Duivel”) |
Deze winter-harde lid van de Aralia ofwel klimop familie heeft de vochtige, licht beschaduwde bossen van noord west Amerika als thuisbasis. De foto hebben wij in oktober 2017 in British Columbia (Canada) genomen en het laat zien hoe een uitgebreide begroeiing vanuit opslag van de vleesachtige wortelgestel kan ontstaan. Trouwens, dit proces gaat alles behalve snel. Visueel doet Oplopanax denken aan een kleine Tetrapanax papyrifer. 1 meter hoog bij ons is groot en de stekelige stammen zijn ook met die van een Gunnera te vergelijken. Wikipedia heeft een goede Engelstalige omschrijving van de plant – https://en.wikipedia.org/wiki/Devil%27s_club .
Oplopanax horridus is bij ons in Nederland en zelfs Europa verrassend zelden te koop aangeboden, vandaar dat het valt in de categorie exotische planten. Onze plant kwam van de Firma Esveld enkele jaren geleden. Jaarlijks kregen ze toen een partij Oplopanax vanuit een bevriende Canadese kwekerij maar uitval was altijd zeer hoog behalve dat jaar toen bijna alle planten waren goed aangeslagen. Na een gesprek als gevolg van deze onverwacht gebeurtenis, heb ik een exemplaar gekocht – achteraf jammer dat ik alleen 1 exemplaar had meegenomen! De afgelopen 10 jaren heeft het een stevig stam rondom 1 meter hoog bij ons ontwikkeld maar er zijn nog geen tekenen van uitbreiding. Een Google zoek heeft net laten zien dat de bekende kwekerij Crug Farm heeft Oplopanax in hun mailorder catalogus staan. Bovendien, kunt u ook desgewenst de veel minder bekende Oplopanax japonicus bij hen kopen. Deze variant lijkt heel veel op zijn Amerikaanse soortgenoot en vormt ook hybriden ermee. Leest u in meer detail over Oplopanax dan wordt het duidelijk dat de planten echt behoefte aan vocht en koele omgevingen hebben. Hogere zomer temperaturen schijnen hun ontwikkeling at te remmen.
Tot slot, terwijl Oplopanax niet bij moeder’s mooiste hoort, is het echt iets voor iemand met een vochtige, licht- beschaduwde plek die met een buitenbeentje wilt gaan pronken! Bij ons trekt de plant altijd aandacht en vervolgens belangstelling van bezoekers van de tuinen.
Poncirus trifoliata |
In de zomerborder, zit onze enige winterharde citrus plant, Poncirus trifoliata, vol vrucht als ik schrijf in November (foto beneden). Poncirus draagt enorm grote doornen op zijn stam en, lees ik, wordt in Italië voor inbraakweerende hagen gebruikt. Plant hem niet te dicht bij een pad anders loopt men de risico een schram op te lopen. In de lente zijn er veel witte geurende bloemen (foto beneden rechts) en die gaan over in de vruchten in de herfst. Geïntroduceerd in Europa uit noordelijk China rondom 1850, doet hij het best in volle zon en is volledig winterhard.
Tetrapanax papyrifer |

Ik heb in de loop van 2005 voor het eerst iets over dit exotische plant die lid van de Aralaceae gehoord van Hans Prins die was ook begin 2006 de leverancier van mijn Tetrapanax papyrifer “Steroidal Giant”. De gewone naam “Rijstpapier plant” geeft zijn gebruik aan in zijn thuislanden van zuidelijk China en Taiwan. Reuze varianten van de gewone Tetrapanax onder de namen Tetrapanax papyrifer “Steroidal Giant” en Tetrapanax papyrifer “Rex” zijn nu in omloop – ze lijken sterk op elkaar maar zijn duidelijk anders dan de gewone Tetrapanax.
Voor meer informatie over Tetrapanax payrifera, klik hier
Trachycarpus |
Wollemi Pine |

Een belevenis uit de oertijd – Ongeveer 90 miljoen jaar gelden, waarvan vandaag de dag uitgaat, kwamen eer reusachtige Wollemia-bossen voor op de zuidelijke continenten van onze aarde. Maar nu zijn er nog slechts ongeveer 100 bomen overgebleven – ergens verstopt in de Blue Mountains in Australia. Om de laatste overlevende bomen te beschermen werd besloten, om de exacte standplaats streng geheim te houden. Daarnaast werd er een project opgestart, om een tweede bestand buiten het ravijn op te bouwen. Met geavanceerde tuinbouwmethoden werd getracht, om deze honderden miljoen jaren oude boomsoort voort te planten.
Wollemia nobilis is een groenblijvende, eenhuizige boom, die 40 m hoog kan worden. De doorsnede van de stam kan 1,2 m bedragen. Kenmerkend is dat de schors bij oudere bomen donkerbruin en knobbelig is en dat de boom gewoonlijk meerdere stammen heeft. Horizontale takken groeien ongeveer acht jaar en dan vormt er zich een vrouwelijke of mannelijke kegel aan het einde van de tak. Als deze kegel eenmaal volgroeid is of de kegel reeds van de boom gevallen is, sterft de tak af en wordt deze vervangen door een nieuwe die vanaf de stam groeit. De vrouwelijke kegels zijn bolvormig en worden ongeveer 12 cm lang en 10 cm breed. Mannelijke kegels worden ongeveer 10 cm lang en 2 cm breed, en zijn langgerekt. Wollemia nobilis kan zich dus geslachtelijk of vegetatief (door meerdere stammen te vormen) voortplanten. De bladeren zijn plat, 3-8 cm lang en 2-5 mm breed.
Ontdekking
De boom is in september 1994 door David Noble (vandaar de soortaanduiding nobilis) ontdekt tijdens een trektocht die hij ondernam met twee vrienden. In een kloof in het Wollemi National Park in Nieuw-Zuid-Wales, 150 km ten noordwesten van Sydney, trof hij enkele opvallende bomen aan die hij niet kon thuisbrengen. Noble nam een afgevallen tak mee zodat iemand de soort later kon determineren. Noble toonde het specimen aan Wyn Jones, een van de wetenschappers verbonden aan het nationaal park, maar ook hij kon de soort niet thuisbrengen, en dus raadpleegde hij de botanicus Ken Hill (verbonden aan de Royal Botanic Gardens in Sydney). Maar ook Hill kon de soort niet identificeren, dus haalden ze Jan Allen erbij (verbonden aan de Mount Tomah Botanic Garden). Samen kwamen ze uiteindelijk tot de conclusie dat het om een nieuwe soort moest gaan, die Wollemia nobilis werd gedoopt. De soort werd in het nieuwe geslacht Wollemia geplaatst binnen de slangendenfamilie. Binnen deze plantenfamilie worden daarnaast de geslachten Araucaria en Agathis onderscheiden. Wollemia nobilis vertoont kenmerken van beide geslachten, maar heeft kenmerken die uniek zijn voor deze soort.